Veldslag aan de Trebia
=================
4.4.16.Intermezzo
in de Povlakte.
-------------------------
Een korte tijd van aftasten,
wat de mogelijkheden zijn, breekt nu aan voor Hannibal. Zijn leger is nog
nauwelijks op krachten gekomen. Het gevecht aan de Ticinus was meer bluf, dan
werkelijke kracht van het leger. Door die flitsende actie worden de Romeinen
wel gedwongen om de Carthagers een adempauze te gunnen. Die gebruiken die tijd
goed en knopen zoveel mogelijk contacten aan met de Kelten. De animo van diverse
Keltische stammen (o.a. de Anamaren) werd overigens nogal getemperd door de
aanwezigheid nu van twee Romeinse consuls met hun respectievelijke legers, want
inmiddels is Sempronius uit het zuiden aangekomen. De beide consuls hebben een
stevige defensieve stelling betrokken achter de Trebbia met op hun linkerflank
de uitlopers van de Apenijnen. Ver op hun rechterflank stroomt de Po met de
vestingstad Placentia (Piacenza).
Hannibal blijft een tijd
voor de Trebbia wachten, alhoewel bijvoorbeeld Grundy en Macdougall een andere
mening zijn toegedaan. Beiden laten Hannibal de Trebbia wel overtrekken en
laten hem een positie innemen te Settima. Dat is dus tussen Placentia en de
legerplaats van de beide consuls in. Daar zou ook de komende veldslag hebben plaatsgevonden.
Eenzelfde visie heeft R.Bosworth-Smith (Carthage and the Carthaginians, blz
197). Kromayer & Veith brengen echter veel argumenten aan om het legerkamp
van Hannibal ten westen van de Trebbia te plaatsen nabij Campremoldo di sopra.
Zie ook: Boek 146.CARTHAGE AND THE CARTHAGIANS, R.Bosworth
Smith, M.A., Longmans, Green and Co, New
York
& Bombay , 1897, blz 197.
Defensief zat de positie van
de Romeinse legers goed in elkaar. De Carthagers en hun bondgenoten konden
voorlopig niet veel anders doen dan aan de andere kant van de Trebbia de
Romeinen te trachten te provoceren tot een aanval. Ondertussen hebben de
Romeinen wel een groot deel van Gallia Cisalpina moeten opgeven. Niettemin
hebben Sempronius en Scipio een sterke positie, waarbij zij eigenlijk alleen
maar hoeven af te wachten tot zij nog meer versterking uit Rome hebben
ontvangen. Dat zal Sempronius niet doen. Scipio is degene, die tot een
afwachtende houding maant. Hij immers heeft al twee keer lijfelijk kennis
gemaakt met de aanvalskracht van met name de ruiterij van het leger van
Hannibal. Scipio ligt echter met een verwonding op het ziekbed, terwijl
Sempronius nog vol goede moed is. Hij had net in het verre zuiden nog Melita
veroverd en hij vond het onduldbaar, dat diverse Carthaagse legereenheden de
omgeving van Placentia plunderden.
Op een gegeven moment wil
Hannibal de impasse doorbreken. Ongeveer 1000 meest Numidiërs en 2000 man
voetvolk werden er op uit gestuurd. De bij de Trebbia woonachtige Kelten
probeerden nog een neutrale houding te bewaren dan wel dat zij een dubbelspel
speelden door aan beide contrahenten hun steun te geven. Sempronius van zijn
kant probeert ze te behouden voor de Romeinse zaak door zijn ruiterij en
speerwerpers ter bescherming uit te laten rukken. Het komt daarbij tot
wisselvallige gevechten, waarbij de Romeinen denken in het voordeel te zijn.
Dit brengt Sempronius tot de gedachte, dat zijn leger superieur is aan dat van
Hannibal.
Hannibal heeft begrijpelijk
niet veel zin om de komende winter door te brengen met die sterke Romeinse
positie in het hart van Gallia Cisalpina en zoekt een beslissing op de korte
termijn. Daartoe moeten door plunderingen de Romeinen tot een uitval worden
bewogen, ook al zou dat voor zijn plunderende eenheden eerst nog verlies kunnen
opleveren.
Zie: Werkbezoek Veldslag aan de Trebbia juni 2001
Foto’s /Toedracht /Teksten /Kaarten
Het verslag van dit werkbezoek is hier niet opgenomen.
4.4.17.De slag aan de Trebbia.
-----------------------------------
Op zijn gemak zocht Hannibal
de meest geschikte plek uit om de Romeinen hun eerste grote nederlaag te
bezorgen. Een eerste aanbod van Sempronius om slag te leveren met zijn
36.000-40.000 man, waarvan 14-18.000 Romeinse legioensoldaten, ontweek Hannibal
voorlopig tot het moment en de plaats, waarop hij het wilde. Hannibal liet ook
de terreingesteldheid en andere omstandigheden voor hem vechten. Daartoe koos
hij een plek op zijn kant van de Trebbia. De oevers van de Trebbia waren
moerassig, terwijl wat verderop heuveltjes en plooiingen in het terrein
duidelijk gelegenheid boden tot verdekte opstellingen van zijn troepen.
Aan zijn broer Mago gaf hij
de opdracht om 100 man te kiezen uit het voetvolk en 100 man uit de ruiterij,
waarop hij volledig zou kunnen steunen. Deze gekozen mannen moesten elk
weer 9 mannen kiezen, die ze
vertrouwden, zodat er in totaal een keurtroep van 2000 man ontstond, die
verdekt opgesteld werd in een terreinplooi (Rio Colomba of de Rio Gerosa?)
terzijde van de waarschijnlijke opmarsroute van de Romeinen. Hannibal
prepareerde zijn leger tot in de details. Iedereen moest goed gegeten hebben,
verwarmd zijn (het was al december!) en op zijn juiste plaats staan. In de
vroege ochtend stuurde hij zijn ongrijpbare Numidische ruiterij over de Trebbia
heen naar het legerkamp van de Romeinen en wel op een dag, dat Sempronius het
bevel voerde. Deze was er zeker op gebeten om slag te leveren in verband met de
komende verkiezingen. Sempronius laat dan ook direct enkele eenheden de
achtervolging op de Numidiërs beginnen en maakt de rest van zijn leger zo snel
mogelijk klaar voor de strijd. Koud en hongerig gingen de legioenen op weg achter
de Numidiërs aan naar hun noodlot toe. Sempronius zet eerst zijn ruiterij in,
dan 6000 man licht voetvolk en vervolgens de rest van zijn leger. In het begin
nog in het schemerdonker moest het Romeinse leger nog de weg zien te vinden
naar de slachtbank. Dat was geen gemakkelijke route, want ze moesten ook nog de
ondergelopen oevers van de Trebbia door, de Trebbia zelf en de moerassige
gronden aan de overkant. Daarbij trekken de legioenen aan de hinderlaag-positie
van Mago voorbij en die houdt zich met zijn mannen nog muisstil. Daarna stond
men pas in een abominabele toestand voor de vijand, die op en top voorbereid
was. De soldaten van Hannibal hadden geen last van de kou, doordat ze zich met
olie hadden ingewreven. De Romeinen konden van stijfheid daarentegen nauwelijks
nog hun wapens opheffen.
Hannibal voert zijn leger
uit het legerkamp in oostelijke richting en neemt op 1,5 kilometer van dat kamp
zijn gevechtsposities in.
In de sneeuwjachten openen
de Balearische slingeraars en de lichtbewapenden (ca.8000 man) de gevechten. In
het begin in het midden, maar zij wijken al vrij snel uit naar de vleugels
teneinde de Romeinen nog verder in de val te lokken. Schijnbaar onverstoorbaar
rukken de Romeinen met hun legioenen I, II, III, IV en een deel van V + VI op
in de richting, die Hannibal juist wil, dat ze gaan. Op de vleugels heeft
Hannibal zijn ruiterij geposteerd, de speerwerpers en ook de nog resterende
olifanten. Daartussen in staat het zware Libysche, Keltische en Iberische
voetvolk.
De lengte van deze
frontlinie moet ongeveer drie kilometer zijn geweest.
POLYBIOS
III, 72, 6-9:
De Carthagers echter hadden in de tenten gegeten en
gedronken, hadden hun paarden gereed gemaakt en zich aan de wachtvuren gewarmd.
Hannibal wachtte op het juiste moment en toe hij zag, dat de Romeinen de rivier
overschreden hadden, liet hij ter dekking van de opmars de speerwerpers en de
Baleares – 8000 in totaal – vooraf gaan en voerde zijn leger het kamp uit. Hij
rukte 8 stadia op en stelde daar zijn voetvolk in een linie op, ongeveer 20.000
Iberiërs, Kelten en Libyërs. De ruiters stelde hij echter op aan de vleugels,
meer dan 10.000 inclusief de Keltische bondgenoten. De olifanten stelde hij verdeeld
in twee helften voor beide vleugels op.
Kahrstedt schat de Romeinse sterkte op:
Romeinen
bondgenoten Totaal
--------------------------------------
Voetvolk 16.000 16.000
32.000
Ruiterij 800
2.400 3.200
======================================
Totaal 16.800
18.400 35.200
Deze sterkte moet echter nog aangevuld worden met de
troepen,
die Scipio met hem mee terug nam uit Massalia en die
eigenlijk
voor Spanje bestemd waren.
Polybios noemt voor het leger van Hannibal:
Licht voetvolk: 8.000
Zwaar voetvolk: 20.000
Ruiterij: > 10.000
======================
TOTAAL >
38.000
De vierduizend ruiters van
de Romeinen waren eigenlijk al de halve ochtend in actie geweest tegen de
Numidiërs en nu vielen op de vleugels alle vijandelijke ruiters, slingeraars,
speerwerpes en olifanten op hen aan. De uitslag van deze twee gevechten op de
vleugels werd wel erg voorspelbaar. In een mum van tijd werd de Romeinse
ruiterij vernietigd of van het slagveld verdreven.
In het centrum was de
hoofdmacht van de Romeinen ondertussen terechtgekomen bij een door Hannibal
aangelegde loopgraaf, waarachter zijn voetvolk verschanst zat. Die loopgraaf
was hard nodig om de formidabele aanvalskracht van de legioenen enigszins te
kunnen ophouden. Bij de Kelten zien we, dat de Romeinen er op den duur in
slagen hier door te breken. De Spanjaarden en de Libyërs houden echter stand.
De doorslag in de veldslag
geven de mannen van Mago, die op dat moment plotseling in de rug van de
Romeinen verschijnen. Ook de olifanten en delen van de ruiterij omvatten de
Romeinen in de flanken. Het front van de Romeinen wordt doorbroken en/of
omsingeld. De Keltische bondgenoten van de Romeinen (Cenomanen) slaan dan op de
vlucht.
Vanaf dit stadium kan
Sempronius al niet meer aan een overwinning denken. Slechts een behouden
terugtocht is nog het enige! De weg terug over de Trebbia is echter door de
Carthaagse en Numidische ruiterij versperd. Alleen een vlucht naar voren
behoort nog tot de mogelijkheden. En daadwerkelijk weet een legioen in goed
orde en vrijwel intact door de rij Kelten heen zich een weg te banen.
Merkwaardig genoeg blijven zij als een op hol geslagen machine doormarcheren en
laten hun kameraden op het slagveld aan hun lot over. In de mist verdwijnt deze
afdeling van 10.000 man en zal uiteindelijk behouden Placentia bereiken, want
zij worden nauwelijks achtervolgd.
De rest van het Romeinse leger wordt stukje bij beetje vernietigd. De Romeinen weten niet meer naar welke kant front te maken. Slechts weinigen weten zich over de Trebbia in veiligheid te stellen, of weten de eerste heuvels van de Apenijnen te bereiken. Tegen het eind van de ochtend is alle strijd al voorbij. De troepen van Hannibal achtervolgen de vijand slechts tot aan de Trebbia en keren dan naar hun legerkamp terug. Ook zij hebben verliezen geleden en raken bevangen door de kou. De meeste verliezen hebben de Gallische hulptroepen geleden, die in het midden van het centrum stonden en die de doorbraak van het ene Romeinse legioen te verwerken kregen.
De rest van het Romeinse leger wordt stukje bij beetje vernietigd. De Romeinen weten niet meer naar welke kant front te maken. Slechts weinigen weten zich over de Trebbia in veiligheid te stellen, of weten de eerste heuvels van de Apenijnen te bereiken. Tegen het eind van de ochtend is alle strijd al voorbij. De troepen van Hannibal achtervolgen de vijand slechts tot aan de Trebbia en keren dan naar hun legerkamp terug. Ook zij hebben verliezen geleden en raken bevangen door de kou. De meeste verliezen hebben de Gallische hulptroepen geleden, die in het midden van het centrum stonden en die de doorbraak van het ene Romeinse legioen te verwerken kregen.
Alles bij elkaar hebben de
Romeinen in deze veldslag minstens de helft van hun leger verloren. Terug
kwamen slechts de doorgebroken 10.000 en enige duizenden anderen langs
verschillende wegen naar het legerkamp of naar Placentia. Er waren tegen de
40.000 man op pad gegaan.
Het Carthaagse leger heeft
de overwinning behaald, maar het ging bepaald nog niet vlekkeloos. De
verschillende eenheden zijn nog niet genoeg op elkaar ingespeeld en Hannibal
weet nog niet op tijd zijn eenheden zo dirgeren, dat een doorbraak in het
midden achterwege kon blijven. De omsingelingsslag zou pas later bij Cannae tot
in de perfectie worden uitgevoerd.
De volgende dag evacueren de
Romeinen hun legerkamp en verschansen zich te Placentia. Het leger van Hannibal
laat het oogluikend gebeuren, want men moet zelf bekomen van de slachtpartij.
Hannibal is wel in zijn opzet geslaagd om de sterke verdedigende positie van de
Romeinen op te ruimen. Het Romeinse leger in Placentia is geen bedreigende
factor van betekenis meer en het merendeel zal ook verder terug naar Italië
afgevoerd worden.
POLYBIUS
III 74,7+8.
Van de overigen gingen echter de
meesten aan de rivier ten onder door de ruiterij en de olifanten. Degenen, die
ontsnapten en het grootste deel van de ruiterij sloegen de terugweg in van het
al genoemde korps en kwamen tegelijk met dat in Placentia aan.
4.4.18.De
Romeinse visie op de veldslag aan de Trebbia.
----------------------------------------------------------------------
Sempronius heeft geluk. Hij
is bij de overlevenden en stuurt een merkwaardig gekleurd bericht naar de
senaat van Rome. Zijn leger had slag geleverd, maar het slechte weer had hem
belet om de overwinning te behalen. Daarom had men ook de positie langs de
rivier de Trebbia moeten verlaten en zijn toevlucht moeten zoeken in de vesting
Placentia.
Dit was wel een erg gunstige
voorstelling van zaken. Ondanks de kennelijke misleidingspoging van Sempronius,
krijgen de burgers van Rome toch langzaam in de gaten wat er werkelijk gebeurd
was. In het begin van het jaar 217 wordt Sempronius dan ook niet herkozen. De
consul Publius Cornelius Scipio werd geprezen, omdat hij tegen de overijlde
veldslag geweest was. Na hersteld te zijn van zijn verwonding,opgelopen bij
Ticino, ging hij dan ook zijn oorspronkelijke plan uitvoeren en voer naar
Spanje, om daar de Carthaagse posities aan te tasten. Hij had daar een groot
voordeel. Er was daar geen Hannibal meer, die in staat was hele Romeinse legers
te vernietigen. Sempronius schijnt in de winter teruggekeerd te zijn naar zijn
post bij het leger in Gallia Cisalpina.
In Rome maakte men zich nog
niet al te veel zorgen om de “gekke” Carthager, zoals hij badinerend genoemd
werd. Velen in Rome waren nog niet doordrongen van het grote gevaar, dat
dreigde. Daarentegen heeft Livius het over ‘hevige schrik’.De legers werden in
de winterkwartieren gebracht en in de lente zou men het probleem in het noorden
wel gaan oplossen. Maar toch, helemaal gerust was men er niet op, want er
worden in deze winter veel wondertekens gesignaleerd. Volgens Livius XXI, 62:
In Rome en omstreken deden zich die winter veel
wondertekens voor, of – zoals dat gaat, wanneer mensen eenmaal door
godsdienstige vrees zijn bevangen – er werden veel wonderen gemeld en
blindelings geloofd. Zo zou een zes maanden oud kind van vrije ouders op de
Groentenmarkt ‘triomf!’hebben geroepen, en op de Rundermarkt zou een os uit
zichzelf naar de derde verdieping van een huis zijn geklommen en, geschrokken
van de opschudding onder de bewoners, naar beneden zijn gesprongen. Verder
hadden er schepen aan de hemel geschitterd en was de tempel van Spes op de
Groentenmarkt door de bliksem getroffen. In Lavunium had de lans zich bewogen
en was een raaf in de tempel van Juno neergestreken en op het praalkussen van
de godin gaan zitten…………
Geen opmerkingen:
Een reactie posten