donderdag 20 februari 2014

Veldslag aan de Trebia 218 v.C

Veldslag aan de Trebia
=================


4.4.16.Intermezzo in de Povlakte.

       -------------------------

Een korte tijd van aftasten, wat de mogelijkheden zijn, breekt nu aan voor Hannibal. Zijn leger is nog nauwelijks op krachten gekomen. Het gevecht aan de Ticinus was meer bluf, dan werkelijke kracht van het leger. Door die flitsende actie worden de Romeinen wel gedwongen om de Carthagers een adempauze te gunnen. Die gebruiken die tijd goed en knopen zoveel mogelijk contacten aan met de Kelten. De animo van diverse Keltische stammen (o.a. de Anamaren) werd overigens nogal getemperd door de aanwezigheid nu van twee Romeinse consuls met hun respectievelijke legers, want inmiddels is Sempronius uit het zuiden aangekomen. De beide consuls hebben een stevige defensieve stelling betrokken achter de Trebbia met op hun linkerflank de uitlopers van de Apenijnen. Ver op hun rechterflank stroomt de Po met de vestingstad Placentia (Piacenza).

Hannibal blijft een tijd voor de Trebbia wachten, alhoewel bijvoorbeeld Grundy en Macdougall een andere mening zijn toegedaan. Beiden laten Hannibal de Trebbia wel overtrekken en laten hem een positie innemen te Settima. Dat is dus tussen Placentia en de legerplaats van de beide consuls in. Daar zou ook de komende veldslag hebben plaatsgevonden. Eenzelfde visie heeft R.Bosworth-Smith (Carthage and the Carthaginians, blz 197). Kromayer & Veith brengen echter veel argumenten aan om het legerkamp van Hannibal ten westen van de Trebbia te plaatsen nabij Campremoldo di sopra.

 

          Zie ook: Boek 146.CARTHAGE AND THE CARTHAGIANS, R.Bosworth Smith, M.A., Longmans, Green and Co, New York

          & Bombay, 1897, blz 197.

 

Defensief zat de positie van de Romeinse legers goed in elkaar. De Carthagers en hun bondgenoten konden voorlopig niet veel anders doen dan aan de andere kant van de Trebbia de Romeinen te trachten te provoceren tot een aanval. Ondertussen hebben de Romeinen wel een groot deel van Gallia Cisalpina moeten opgeven. Niettemin hebben Sempronius en Scipio een sterke positie, waarbij zij eigenlijk alleen maar hoeven af te wachten tot zij nog meer versterking uit Rome hebben ontvangen. Dat zal Sempronius niet doen. Scipio is degene, die tot een afwachtende houding maant. Hij immers heeft al twee keer lijfelijk kennis gemaakt met de aanvalskracht van met name de ruiterij van het leger van Hannibal. Scipio ligt echter met een verwonding op het ziekbed, terwijl Sempronius nog vol goede moed is. Hij had net in het verre zuiden nog Melita veroverd en hij vond het onduldbaar, dat diverse Carthaagse legereenheden de omgeving van Placentia plunderden.

Op een gegeven moment wil Hannibal de impasse doorbreken. Ongeveer 1000 meest Numidiërs en 2000 man voetvolk werden er op uit gestuurd. De bij de Trebbia woonachtige Kelten probeerden nog een neutrale houding te bewaren dan wel dat zij een dubbelspel speelden door aan beide contrahenten hun steun te geven. Sempronius van zijn kant probeert ze te behouden voor de Romeinse zaak door zijn ruiterij en speerwerpers ter bescherming uit te laten rukken. Het komt daarbij tot wisselvallige gevechten, waarbij de Romeinen denken in het voordeel te zijn. Dit brengt Sempronius tot de gedachte, dat zijn leger superieur is aan dat van Hannibal.

Hannibal heeft begrijpelijk niet veel zin om de komende winter door te brengen met die sterke Romeinse positie in het hart van Gallia Cisalpina en zoekt een beslissing op de korte termijn. Daartoe moeten door plunderingen de Romeinen tot een uitval worden bewogen, ook al zou dat voor zijn plunderende eenheden eerst nog verlies kunnen opleveren.

Zie: Werkbezoek Veldslag aan de Trebbia juni 2001 Foto’s /Toedracht /Teksten /Kaarten
Het verslag van dit werkbezoek is hier niet opgenomen.


4.4.17.De slag aan de Trebbia.

       -----------------------------------

Op zijn gemak zocht Hannibal de meest geschikte plek uit om de Romeinen hun eerste grote nederlaag te bezorgen. Een eerste aanbod van Sempronius om slag te leveren met zijn 36.000-40.000 man, waarvan 14-18.000 Romeinse legioensoldaten, ontweek Hannibal voorlopig tot het moment en de plaats, waarop hij het wilde. Hannibal liet ook de terreingesteldheid en andere omstandigheden voor hem vechten. Daartoe koos hij een plek op zijn kant van de Trebbia. De oevers van de Trebbia waren moerassig, terwijl wat verderop heuveltjes en plooiingen in het terrein duidelijk gelegenheid boden tot verdekte opstellingen van zijn troepen.

Aan zijn broer Mago gaf hij de opdracht om 100 man te kiezen uit het voetvolk en 100 man uit de ruiterij, waarop hij volledig zou kunnen steunen. Deze gekozen mannen moesten elk

weer 9 mannen kiezen, die ze vertrouwden, zodat er in totaal een keurtroep van 2000 man ontstond, die verdekt opgesteld werd in een terreinplooi (Rio Colomba of de Rio Gerosa?) terzijde van de waarschijnlijke opmarsroute van de Romeinen. Hannibal prepareerde zijn leger tot in de details. Iedereen moest goed gegeten hebben, verwarmd zijn (het was al december!) en op zijn juiste plaats staan. In de vroege ochtend stuurde hij zijn ongrijpbare Numidische ruiterij over de Trebbia heen naar het legerkamp van de Romeinen en wel op een dag, dat Sempronius het bevel voerde. Deze was er zeker op gebeten om slag te leveren in verband met de komende verkiezingen. Sempronius laat dan ook direct enkele eenheden de achtervolging op de Numidiërs beginnen en maakt de rest van zijn leger zo snel mogelijk klaar voor de strijd. Koud en hongerig gingen de legioenen op weg achter de Numidiërs aan naar hun noodlot toe. Sempronius zet eerst zijn ruiterij in, dan 6000 man licht voetvolk en vervolgens de rest van zijn leger. In het begin nog in het schemerdonker moest het Romeinse leger nog de weg zien te vinden naar de slachtbank. Dat was geen gemakkelijke route, want ze moesten ook nog de ondergelopen oevers van de Trebbia door, de Trebbia zelf en de moerassige gronden aan de overkant. Daarbij trekken de legioenen aan de hinderlaag-positie van Mago voorbij en die houdt zich met zijn mannen nog muisstil. Daarna stond men pas in een abominabele toestand voor de vijand, die op en top voorbereid was. De soldaten van Hannibal hadden geen last van de kou, doordat ze zich met olie hadden ingewreven. De Romeinen konden van stijfheid daarentegen nauwelijks nog hun wapens opheffen.

Hannibal voert zijn leger uit het legerkamp in oostelijke richting en neemt op 1,5 kilometer van dat kamp zijn gevechtsposities in.

In de sneeuwjachten openen de Balearische slingeraars en de lichtbewapenden (ca.8000 man) de gevechten. In het begin in het midden, maar zij wijken al vrij snel uit naar de vleugels teneinde de Romeinen nog verder in de val te lokken. Schijnbaar onverstoorbaar rukken de Romeinen met hun legioenen I, II, III, IV en een deel van V + VI op in de richting, die Hannibal juist wil, dat ze gaan. Op de vleugels heeft Hannibal zijn ruiterij geposteerd, de speerwerpers en ook de nog resterende olifanten. Daartussen in staat het zware Libysche, Keltische en Iberische voetvolk.

De lengte van deze frontlinie moet ongeveer drie kilometer zijn geweest.


POLYBIOS III, 72, 6-9:

De Carthagers echter hadden in de tenten gegeten en gedronken, hadden hun paarden gereed gemaakt en zich aan de wachtvuren gewarmd. Hannibal wachtte op het juiste moment en toe hij zag, dat de Romeinen de rivier overschreden hadden, liet hij ter dekking van de opmars de speerwerpers en de Baleares – 8000 in totaal – vooraf gaan en voerde zijn leger het kamp uit. Hij rukte 8 stadia op en stelde daar zijn voetvolk in een linie op, ongeveer 20.000 Iberiërs, Kelten en Libyërs. De ruiters stelde hij echter op aan de vleugels, meer dan 10.000 inclusief de Keltische bondgenoten. De olifanten stelde hij verdeeld in twee helften voor beide vleugels op.

 

Kahrstedt schat de Romeinse sterkte op:
 
           Romeinen bondgenoten Totaal
--------------------------------------
Voetvolk   16.000   16.000      32.000
Ruiterij          800      2.400        3.200
======================================
Totaal      16.800    18.400      35.200
 
Deze sterkte moet echter nog aangevuld worden met de troepen,
die Scipio met hem mee terug nam uit Massalia en die eigenlijk
voor Spanje bestemd waren.
 
 
Polybios noemt voor het leger van Hannibal:
Licht voetvolk:     8.000
Zwaar voetvolk: 20.000
Ruiterij:          > 10.000
======================
TOTAAL        > 38.000
 


De vierduizend ruiters van de Romeinen waren eigenlijk al de halve ochtend in actie geweest tegen de Numidiërs en nu vielen op de vleugels alle vijandelijke ruiters, slingeraars, speerwerpes en olifanten op hen aan. De uitslag van deze twee gevechten op de vleugels werd wel erg voorspelbaar. In een mum van tijd werd de Romeinse ruiterij vernietigd of van het slagveld verdreven.

In het centrum was de hoofdmacht van de Romeinen ondertussen terechtgekomen bij een door Hannibal aangelegde loopgraaf, waarachter zijn voetvolk verschanst zat. Die loopgraaf was hard nodig om de formidabele aanvalskracht van de legioenen enigszins te kunnen ophouden. Bij de Kelten zien we, dat de Romeinen er op den duur in slagen hier door te breken. De Spanjaarden en de Libyërs houden echter stand.

De doorslag in de veldslag geven de mannen van Mago, die op dat moment plotseling in de rug van de Romeinen verschijnen. Ook de olifanten en delen van de ruiterij omvatten de Romeinen in de flanken. Het front van de Romeinen wordt doorbroken en/of omsingeld. De Keltische bondgenoten van de Romeinen (Cenomanen) slaan dan op de vlucht.

Vanaf dit stadium kan Sempronius al niet meer aan een overwinning denken. Slechts een behouden terugtocht is nog het enige! De weg terug over de Trebbia is echter door de Carthaagse en Numidische ruiterij versperd. Alleen een vlucht naar voren behoort nog tot de mogelijkheden. En daadwerkelijk weet een legioen in goed orde en vrijwel intact door de rij Kelten heen zich een weg te banen. Merkwaardig genoeg blijven zij als een op hol geslagen machine doormarcheren en laten hun kameraden op het slagveld aan hun lot over. In de mist verdwijnt deze afdeling van 10.000 man en zal uiteindelijk behouden Placentia bereiken, want zij worden nauwelijks achtervolgd.
De rest van het Romeinse leger wordt stukje bij beetje vernietigd. De Romeinen weten niet meer naar welke kant front te maken. Slechts weinigen weten zich over de Trebbia in veiligheid te stellen, of weten de eerste heuvels van de Apenijnen te bereiken. Tegen het eind van de ochtend is alle strijd al voorbij. De troepen van Hannibal achtervolgen de vijand slechts tot aan de Trebbia en keren dan naar hun legerkamp terug. Ook zij hebben verliezen geleden en raken bevangen door de kou. De meeste verliezen hebben de Gallische hulptroepen geleden, die in het midden van het centrum stonden en die de doorbraak van het ene Romeinse legioen te verwerken kregen.

Alles bij elkaar hebben de Romeinen in deze veldslag minstens de helft van hun leger verloren. Terug kwamen slechts de doorgebroken 10.000 en enige duizenden anderen langs verschillende wegen naar het legerkamp of naar Placentia. Er waren tegen de 40.000 man op pad gegaan.

Het Carthaagse leger heeft de overwinning behaald, maar het ging bepaald nog niet vlekkeloos. De verschillende eenheden zijn nog niet genoeg op elkaar ingespeeld en Hannibal weet nog niet op tijd zijn eenheden zo dirgeren, dat een doorbraak in het midden achterwege kon blijven. De omsingelingsslag zou pas later bij Cannae tot in de perfectie worden uitgevoerd.

De volgende dag evacueren de Romeinen hun legerkamp en verschansen zich te Placentia. Het leger van Hannibal laat het oogluikend gebeuren, want men moet zelf bekomen van de slachtpartij. Hannibal is wel in zijn opzet geslaagd om de sterke verdedigende positie van de Romeinen op te ruimen. Het Romeinse leger in Placentia is geen bedreigende factor van betekenis meer en het merendeel zal ook verder terug naar Italië afgevoerd worden.

POLYBIUS III 74,7+8.

Van de overigen gingen echter de meesten aan de rivier ten onder door de ruiterij en de olifanten. Degenen, die ontsnapten en het grootste deel van de ruiterij sloegen de terugweg in van het al genoemde korps en kwamen tegelijk met dat in Placentia aan.


4.4.18.De Romeinse visie op de veldslag aan de Trebbia.

       ----------------------------------------------------------------------

Sempronius heeft geluk. Hij is bij de overlevenden en stuurt een merkwaardig gekleurd bericht naar de senaat van Rome. Zijn leger had slag geleverd, maar het slechte weer had hem belet om de overwinning te behalen. Daarom had men ook de positie langs de rivier de Trebbia moeten verlaten en zijn toevlucht moeten zoeken in de vesting Placentia.

Dit was wel een erg gunstige voorstelling van zaken. Ondanks de kennelijke misleidingspoging van Sempronius, krijgen de burgers van Rome toch langzaam in de gaten wat er werkelijk gebeurd was. In het begin van het jaar 217 wordt Sempronius dan ook niet herkozen. De consul Publius Cornelius Scipio werd geprezen, omdat hij tegen de overijlde veldslag geweest was. Na hersteld te zijn van zijn verwonding,opgelopen bij Ticino, ging hij dan ook zijn oorspronkelijke plan uitvoeren en voer naar Spanje, om daar de Carthaagse posities aan te tasten. Hij had daar een groot voordeel. Er was daar geen Hannibal meer, die in staat was hele Romeinse legers te vernietigen. Sempronius schijnt in de winter teruggekeerd te zijn naar zijn post bij het leger in Gallia Cisalpina.

In Rome maakte men zich nog niet al te veel zorgen om de “gekke” Carthager, zoals hij badinerend genoemd werd. Velen in Rome waren nog niet doordrongen van het grote gevaar, dat dreigde. Daarentegen heeft Livius het over ‘hevige schrik’.De legers werden in de winterkwartieren gebracht en in de lente zou men het probleem in het noorden wel gaan oplossen. Maar toch, helemaal gerust was men er niet op, want er worden in deze winter veel wondertekens gesignaleerd. Volgens Livius XXI, 62:

In Rome en omstreken deden zich die winter veel wondertekens voor, of – zoals dat gaat, wanneer mensen eenmaal door godsdienstige vrees zijn bevangen – er werden veel wonderen gemeld en blindelings geloofd. Zo zou een zes maanden oud kind van vrije ouders op de Groentenmarkt ‘triomf!’hebben geroepen, en op de Rundermarkt zou een os uit zichzelf naar de derde verdieping van een huis zijn geklommen en, geschrokken van de opschudding onder de bewoners, naar beneden zijn gesprongen. Verder hadden er schepen aan de hemel geschitterd en was de tempel van Spes op de Groentenmarkt door de bliksem getroffen. In Lavunium had de lans zich bewogen en was een raaf in de tempel van Juno neergestreken en op het praalkussen van de godin gaan zitten…………


















Geen opmerkingen:

Een reactie posten