donderdag 20 februari 2014

ruiterslag TICINO 218 v.C

VELDSLAG TICINO 218 v.C
 
Polybius III 64,1                                               Livius XXI 39,10
 
Publius had in deze dagen reeds de Po        Scipio overschreed niettemin als eerste
overschreden en omdat hij ook de Ticino      de Po, rukte op tot aan de Ticinus en
over wilde steken, gaf hij bevel om een      hield, voordat hij het leger tot de
brug te bouwen en riep ondertussen het       slag zou voeren, nog de volgende rede
leger bij elkaar voor een bijeenkomst.       om de soldaten op te monteren.
 
III 65,1 e.v.                                                      XXI 45,1 e.v.
Op de volgende dag rukten beiden aan de      Nadat door deze rede het leger aangevuurd
aan de Alpen toegekeerde zijde van de        was voor de veldslag, sloegen de Romeinen
rivier op, waarbij de Romeinen de rivier     een brug over de Ticinus en richten ter
aan de linkerzijde en de Carthagers deze     bescherming van de brug een kasteel op…
aan de rechterzijde hadden. Toen zij echter  Toen de brug klaar was, ging het Romeinse
Op de tweede dag door hun voorhoedes er-     leger er over heen en kwam in het gebied
voeren, dat zij dicht bij elkaar waren,                van de Insubriërs en bleef 5 milliën van
sloegen zij een kamp op. De volgende morgen  Victumulae staan. Hier had Hannibal zijn
rukten beiden met hun complete ruiterij      leger. Scipio brak met zijn ruiterij en het
en Publius ook met het lichte voetvolk       lichte voetvolk op naar het kamp van de
door de vlakte op ter verkenning.            vijand om van dichtbij te verkennen met hoe-
                                                           velen en met wat voor troepen de tegenstander
                                                         daar was. Hij ontmoette daarbij Hannibal, die
                                                       met de ruiterij ter verkenning was opgebroken.
 
 
à Zie: Hannibal’s War: A Military History of the second Punic War, J.F.Lazanby,
            Arts and Phillis Ltd, Warminster, England.
 
à Zie: Profils de conquérants, grandeurs et faiblesses d’Hannibal, J.Carcopino,
            Flammarion 1961, blz 109.
 
4.4.13.De ‘halve’ slag aan de Ticino.
       -------------------------------------------
Waarschijnlijk naderen op een dag in november van het jaar 218 de Romeinse en Carthaagse legers elkaar in eerste instantie onbewust van elkaar. Hierbij laat Hannibal 500 Numidiërs de landerijen verwoesten van de bondgenoten van de Romeinen, maar draagt hen op om die van de Kelten juist te ontzien. Het is echter de vraag, of men het onderscheid wel kon zien.
Scipio heeft inmiddels zijn troepen nog niet met die van Sempronius kunnen verenigen. Na zijn overschrijding van de brug over de Ticinus komt hij in de buurt van Hannibal bij Vuctumalae. Hannibal en Scipio slaan hun kampementen op en de volgende dag trekken de ruiterijen en bij Scipio ook het lichte voetvolk er op uit om de omgeving te verkennen. In ieder geval weet Scipio dan al, dat Hannibal in de buurt van Vuctumalae opereert. Door de grote stofwolken, die de verkenning oproept, vinden beide halve legers elkaar uiteindelijk gemakkelijk.
Kaart 23.Het ruitergevecht bij de Ticino.
In de richting van de brug over de Ticino
                              >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>
numidische ruiterij             speerwerpen                     ruiterij bondgenoten
                                                                             licht bewapenden
 
carthaags-iberische ruiterij gallische ruiterij >>>>      ruiterij Romeinen
                              >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>licht bewapenden
 
numidische ruiterij             speerwerpen                      ruiterij bondgenoten
                                                                              licht bewapenden
                              >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>
Scipio stelde de spieswerpers/slingeraars en de Gallische ruiterij op in de eerste linie en daarachter in het midden de eigen Romeinse ruiterij en op de vleugels die van de bondgenoten. Hannibal plaatste ook zijn eigen ruiterij in het midden en die van de Numidiërs op de vleugels. De Romeinen moeten op den duur wijken, want ze dreigen omsingeld te raken. Hierbij raakt ook nog eens hun consul gewond. De doorslag in het massale ruitergevecht, dat meer en meer te voet werd geleverd, geven dus tenslotte de Numidiërs, die op de vleugels doorbreken en het Romeinse legertje dreigen te omsingelen. Daarop vlucht alles wat Romeins is terug naar het legerkamp. Het slagveld, dat tussen het huidige Vercelli en Pavia gelegen moet hebben (Lomello?), bleef in handen van de Carthagers.
STERKTE DER STRIJDKRACHTEN BIJ HET RUITERGEVECHT NABIJ DE TICINUS
De Romeinse ruiterij kan niet veel meer bedragen hebben dan ca.2000 man, terwijl Hannibal er minstens 6000 moet hebben gehad. Weliswaar werden de Romeinse ruiters ondersteund door nogal wat lichte troepen, maar de Romeinen moeten toch in de minderheid zijn geweest.
ROMANTISCH VERHAAL RONDOM EEN VERWONDE CONSUL
Livius: De veldheer schijnt door een menselijke muur beschermd te zijn en hoogst persoonlijk de zoon, later Scipio Africanus genoemd, zou hem gered hebben van de aanstormende Numidische ruiters. Nog steeds volgens Livius: volgens Coelius Antipater zou de consul echter gered zijn door een Ligurische slaaf.
Polybios vermeldt tijdens deze gebeurtenissen nabij de Ticinus niets over dit voorval, maar komt er later pas op terug in boek X 3, waarin hij van Laelius de oudere gehoord zou hebben, dat Scipio Africanus wel betrokken was bij het redden van zijn vader. Het riekt naar persoonsverheerlijking en het verhaal van Ligurische slaaf is nog het meest geloofwaardig te noemen.
Deze eerste overwinning van dit Carthaagse leger is van zeer groot belang geweest. Het door de Alpenontberingen geschokte moreel van de troepen werd op peil gebracht, waardoor ook in de toekomst een complete veldslag met de Romeinen kon worden doorstaan. Hannibal probeert het ijzer te smeden nu het heet is en achtervolgt met alle troepen de Romeinen. Die haasten zich echter nog sneller terug naar de rivier de Ticinus. Dit Romeins leger moet dus wel een behoorlijk verlies hebben geincasseerd, want zo snel jaag je een Romeins legioen in die tijd niet op de vlucht. De Romeinen breken zo snel mogelijk de pas aangelegde brug over de Ticinus af. De aanstormende eenheden van Hannibal komen net te laat, maar kunnen nog wel een 600 man sterke dekkingseenheid van de Romeinen inrekenen. Scipio zit dus dan ten oosten en Hannibal ten westen van de Ticino. Probleem voor Hannibal is dan om een goede oversteekplaats te vinden over de Po. Scipio kan zich ondertussen terugtrekken in oostelijke richting naar de Placentia. Even ten westen van de monding van de Trebbia bij Stradella slaat Scipio dan een legerkamp op om daar Hannibal verder op te vangen. Volgens Coelius kan Mago met de ruiterij en het Iberisch voetvolk wel de Po al oversteken en achtervolgt Scipio. Hannibal heeft inmiddels een eind stroomopwaarts (twee dagen) een oversteekplaats gevonden en laat er een schipbrug installeren. Het verhaal gaat, dat hij de olifanten op een rij in de rivier plaats om de kracht van de stroming op te vangen. Na de oversteek rukt Hannibal ook op in de richting van Placentia en de dag na zijn aankomst in de buurt van Scipio slet hij zijn troepen op voor de veldslag. Scipio hapt echter niet. In deze tijd valt de overgave van Clastidium =Castéggio). Hier lagen grote graanvoorraden. De prefect Dasius (een Messapiër uit Brindisium) verraadt zijn garnizoen teneinde zijn eigen huid te kunnen redden, maar ook om 400 goudstukken op te strijken. Clastidium is een belangrijke vesting aan de weg (later de Via Julia Augusta), die naar Placentia leidt. De inname van Clastidium maakt grote indruk op de bevolking van de Povlakte. Steeds meer melden zich overlopers in het kamp van Hannibal. Scipio krijgt daar zelf ook mee te maken, want op een nacht slaan de Keltische hulptroepen in zijn eigen legerkamp aan het muiten en doden de Romeinen, die zich in hun buurt ophouden. Vervolgens vervoegt zich de hele troep (2000 man voetvolk en 200 ruiters) bij het kamp van Hannibal. Deze neemt ze niet in zijn leger op, maar stuurt ze naar huis, zodat ze hun eigen stamgenoten kunnen gaan aansporen om de zijde van de Carthagers te kiezen in deze oorlog. Anderen gebruikt hij voor spionnage-activiteiten. Vervolgens komen Bojer’s aan bij Hannibal uit het gebied van Bononia (Bologna) en brengen hem drie door Rome gezonden mannen, die belast waren met de landverdeling. Hannibal laat de Bojer’s de drie mannen als gijzelaars behouden. Scipio raakt de steun van zijn Gallische bondgenoten meer en meer kwijt en acht het daarom raadzamer een betere defensieve positie in te nemen. Hij overschrijdt de Trebbia en kiest positie in de eerste heuvels, die hij tegen komt aan de voet van de Apenijnen, waarschijnlijk bij Rivergaro. Hier is hij veiliger t.o.v. de superieure ruiterij van Hannibal en bovendien bevindt hij zich in het gebied van de Anamaren, waarmee Rome een vriendschapsverdrag heeft afgesloten. De hem achtervolgende Numidiërs schijnen meer oog gehad te hebben voor de buit in het voormalige legerkamp van Scipio.
Hannibal blijft Scipio op de hielen zitten, want reeds twee dagen nadat deze de Po heeft overschreden komt hij aan in de buurt van Scipio ten oosten van de Trebbia.
Tot zover het relaas van de landoorlog tot nu toe. De oorlog elders is eigenlijk ook al een half jaar bezig, maar werkelijk grote veldslagen hebben zich nog niet afgespeeld. Ook op zee is het nog niet tot een doorslaggevend treffen gekomen.
 
 
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten